Calabrië. Over twee weken zal ik er voet aan wal zetten. Wat staat me te wachten? De geschiedenisboeken schetsen een duister plaatje.

Vorig jaar mocht ik getuige zijn van de extreme welvaart die Florence de Renaissance heeft gebracht. Een stad die met haar kunst en rijkdom in feite al 500 jaar een toeristenbolwerk is. In een zekere zin lijken de geschiedenis van Florence en Amsterdam op elkaar. Hoe anders zal het ditmaal zijn.

Calabrië.

Zelfs nu ik er een aantal boeken over gelezen heb, vind ik het lastig om een bondige typering te geven. Wat maakt Calabrië? Ze heeft een rijke geschiedenis, dat zeker. Maar niet persé een glorieuze. Ik ben benieuwd: Voelt de Calabrees zich meer italiaans of juist toch meer calabrees? Reggio Calabria, de hoofdstad, ligt immers dichterbij Afrika dan bij Rome en dichterbij Turkije dan bij Milaan.

Gezien de moeilijke relatie die Calabrië historisch met haar bezoekers heeft gehad, weet ik niet of ik hier antwoord op ga krijgen. Samen met Sicilië is Calabrië door de eeuwen heen talloze keren slachtoffer geweest van veroveraars en hun plunderingen. De strategische plaatsing in de middenlandse zee is altijd interessant gebleken voor de Moren, Sarracenen, Noormannen, Fransen, Spanjaarden, Romeinen, Byzantijnen, Ottomanen, de hele santenkraam. Elke europese overheerser lijkt zijn zinnen op Calabrië gezet te hebben. Met die wetenschap is het niet zo verwonderlijk wanneer je leest dat Calabrezen ietwat argwanend zijn tegenover vreemdelingen.

Afgelopen week was er in de buurt van Perugia de afschuwlijke aardbeving. Er wordt op dit moment nog steeds naar overlevenden onder het puin gezocht en het dodenaantal staat inmiddels op 278. Vreselijk. En automatisch gaat ook mijn gedachte hierdoor weer naar Calabrië. Meermaals is de regio opgeschrikt door bevingen waarvan de gevolgen nog vele malen groter waren. Dodenaantallen die liepen tot in de tienduizenden, met als absolute dieptepunt de beving in 1908 in de straat van Messina, waarbij tussen de 75.000 en 200.000 doden viel te betreuren. Krankzinnige aantallen. De steden Messina (Sicilië) en Reggio Calabria werden zo goed als volledig verwoest. Een keihard voorbeeld van de vele ontwrichtende gebeurtenissen in haar geschiedenis. Net als het weer een beetje goed gaat met Calabrië, overkomt rampspoed haar.

Dus we hebben veroveraars en aardbevingen. Hoewel vandaag de dag het verschil minder groot is, is Calabrië nog altijd stukken armer dan het noorden van het land. En dan is er nog de ‘ndrangheta, de calabrese mafia. Wat een gezellige boel! Het is wel te begrijpen dat Rome, Venetië en Florence meer toeristen aantrekt, nietwaar?

Maar is dat alles? Is Calabrië synoniem voor misère? Ik denk het niet. In het kader van “what doesn’t kill you, makes you stronger” is Calabrië een universele les: Maak er wat van!

 
De toeristenbrochure van Calabrië zal je vertellen dat je voor de mooiste stranden toch echt in Calabrië moet zijn. En badplaatsen als Tropea leveren inderdaad idyllische plaatjes voor de strandganger. Uiteraard hoop ik iets anders te vinden. Hoewel mijn hoofddoel vooral rust zal zijn, zal ik ook op zoek gaan naar de fysieke herinneringern aan de geschiedenis van de streek. De plek waar Pythagoras heeft lesgegeven. de forten die door de noormannen zijn gebouwd en de overblijfselen van de Magna Graecia, de griekse kolonieën, voordat de Romeinen de lakens begonnen uit te deken. Het is er allemaal, maar je moet ernaar zoeken.

Daarom is Calabrië voor mij nu nog een enigma. Een verleden van extreme geweldadigheden in een landschap dat toch vooral gekenmerkt wordt door natuurgebieden en rust. Een onuitgesproken trots, een mafia die nog altijd veel mach heeft. Een zekere armoede, maar ook een rijkdom aan historische schatten die maar mondjesmaat worden prijsgegeven.

Calabrië doet geen moeite zichzelf te verklaren of te etaleren. Het is tevreden met zichzelf. Misschien is het daarom dat het me zo aanspreekt. Ze praat niet honderduit, maar ze heeft absoluut meer te vertellen, mits je goed luistert. Dat hoop ik te gaan doen.