Ik word tegen 8 uur wakker en merk dat ik behoorlijk goed heb geslapen. Inmiddels is besloten dat het vandaag Tivoli gaat worden. Daarvoor moet er wel even een reisje gemaakt worden. Na gedoucht te hebben, steek ik de overgebleven druiven en appels in mijn tas en loop naar metrostation Cavour, een wandeling van een kwartiertje. Ik moet de metro hebben die naar het noordoosten gaat, richting Rebibbia. Ik stap eruit bij de éénnalaatste halte, station Ponte Mammolo. Daar koop ik een retourtje (gewoon 2 enkeltjes) voor de Cotral bus naar Tivoli, een aparte organisatie die deze streekroutes rijdt, blijkbaar. Het is iets over tienen en al behoorlijk warm. Gelukkig kan ik nog een zitplaats bemachtigen. Tivoli ligt ongeveer 25 kilometer buiten Rome en de rit duurt ongeveer drie kwartier. Aanvankelijk is de omgeving niet bepaald mooi te noemen. Snelwegen, rundown achterbuurtwijkjes en fabrieksterreinen. Maar na een tijdje rijden we de (Sabijnse) heuvels in en dan verandert het landschap wel. Mooie uitzichten en een slingerende heuvelweg. Dat voelt toch wel lekker als je een week op het altijd drukke Via Nazionale hebt gewoond 🙂
De bus stopt op het plein in Tivoli. Dit oogt heel bekend en doet me terugdenken aan Sapri, het badplaatsje waar ik enkele jaren geleden was. Een mooi parkje naast het dorpsplein met bankjes in de schaduw van de hoge bomen. Een fontijn erbij voor wat extra verkoeling. Lekker, ik wordt er meteen vrolijk van 🙂
Bij de nabijgelegen tourist information laat ik me door een goed engelssprekende jongen informeren. Naast het dorpje zelf zijn er in principe drie bezienswaardigheden in de buurt:
Villa Adriana: De ruïnes van de villa van keizer Hadrianus (van ongv 100 na christus)
De Gregoriaanse tuinen, opgetogen door Paus Gregorius de zoveelste. Hm, okee.
Villa D’Este, de “pleziervilla” van kardinaal Ippolito, kleinzoon van Rogerio Borgia, ook wel bekend als paus Alexander VI. En daarmee ook zoon van Rogerio’s dochter, de bekende Lucrezia Borgia.
Deze namen zijn voor mij bekend, niet in de laatste plaats vanwege de serie The Borgias die ik volg. Bovendien lees ik zo af en toe weer een hoofdstukje uit Macchiavelli’s boek Il Principe (De Vorst), welke hij min of meer op Cesare Borgia heeft gebasseerd. Dus ik heb wel een beeld van deze hoofdpersonen uit de italiaanse Renaissance van omstreeks 1500-1550.
Op zich zou ik ook graag de ruïnes van Hadrianus gaan, maar er wordt me uitgelegd dat ik dan wéér met de bus ergens heen moet en dan nog een stijf eindje moet lopen. Laks als ik ben, ga ik dan maar voor Villa D’Este. Ook interessant, bovendien is dat geen ruïne, maar nog volledig toegankelijk. En het ligt in het dorp zelf, dus ja… 🙂
Twee of drie straatjes en bochten verder zie ik de ingang. Een kaartje van 8 euro val je je ook geen breuk aan. En het is er inderdaad mooi. Er zijn vrij veel bezoekers, maar het staat niet in verhouding tot de romeinse bezienswaardigheden. Ik kan lekker rustig rondsjokken, genieten van zowel de muur- & plafondschilderingen als het verre uitzicht vanaf de balkons. Maar het mooiste van dit optrekje is wel de grote tuin, gelaagd over meerdere terrassen. Ik lees dat de fontijnen in de tuin op 2 na allemaal gewoon door zwaartekracht worden aangedreven, zonder eletriciteit of pompsystemen. Dat is wel verbazend als je er rondloopt. Ik heb ze niet geteld, maar volgens mij zijn er ruim meer dan honderd fontijnen. Dat waterwerken lag ze wel, die italianen. Zijn het geen aquaducten, dan bijtelen we wel een fontijntje in elkaar.
Ik loop er een hele tijd rond, te genieten van wat ik zie en ruik, en van het groen en de (relatieve) rust. Ik kom er ook aan toe flink wat foto’s te maken. Eindelijk niet perse op elke foto hordes mensen 🙂
Als ik het meeste van de tuin gezien heb, ga ik halverwege de terassen op een bankje zitten, lekker in de schaduw. Ik lees wat bladzijden weg en eet mijn fruitige lunch. Rond een uurtje of twee loop ik rustig terug naar de bus. Het is een beetje onduidelijk welke ik moet hebben. Allen geven Roma aan, maar via ander routes, zo te zien. Ik hoor een chauffeur tegen een andere toerist zeggen dat hij inderdaad naar Ponte Mammolo gaat. Prima, dat moet ik hebben. Maakt m niet uit via welke route.
Nou, dat zeg ik wel, maar deze bus -zie ik nu- zit stamp- en stampvol met scholieren. En, zo blijkt, deze route duurt een stuk langer. Zitten is er sowieso niet bij en gezamelijk weten we de temperatuur aardig op te krikken. Maar, ik moet zeggen, de route is wel een veel mooiere. Velden, heuvels en rustieke dorpjes trekken aan mij voorbij. Niet zo slecht om hier scholier te zijn, dunkt me. Het laatste kwartiertje, als de meeste kids er inmiddels uitgedruppeld zijn, kan ik ook nog even zitten. Hoewel het niet een hele intensieve dag is, ben ik toch wel een moe. Meer door de warmte dan door het lopen. De metro is totaal niet druk. Rome heeft op dit moment nog steeds maar twee metrolijnen, te weten lijn A en B. Deze doorkruizen diagonaal de stad en ontmoeten elkaar in het midden, bij Termini station. Lijn A (noordwest naar zuidoost) doet de meeste bezienswaardigheden aan en is dus ook afgeladen met toeristen. Die rijtuigen worden ook netjes onderhouden. Ik zit in lijn B (van noordoost naar zuidwest) : Oude rijtuigen, volggespoten met grafitti.
Als ik van Metrostation Cavour, één halte voorbij Termini, terugloop naar het hotel, koop ik bij een kleine supermercato wat broodjes en wat sinaasappelsap. Het is 17:00 uur als ik bij het hotel aankom. Na het douchen eet ik mijn broodjes op en blog dit 🙂
Misschien dat ik later op de avond nog ergens in de buurt een pizzapunt ga halen, maar uitgebreid uit eten hoeft van mij nu even niet meer. Lekker rustig aan doen. Beetje m’n spulletjes alvast bij elkaar rapen, want morgen vlieg ik weer terug.

Ik denk dat het qua lengte precies goed is zo. Er is nog ontzettend veel meer wat ik graag wil zien, maar aan de andere kant mag het nu ook wel eerst even allemaal bezinken. Terugkomen? Heel graag 🙂

Roma, grazie mille. Sei un città molto affascinante!